Vraag en antwoord
Hieronder zijn de antwoorden te vinden op de meest gestelde vragen.
Groen gas wordt de duurzame variant van aardgas genoemd. De verschillen zitten in waar het van gemaakt wordt en hoe dit wordt gedaan. Groen gas wordt gemaakt door het vergisten van organische reststromen zoals mest, plantaardig afval en over-de-datum producten uit de supermarkt.
Als duurzame variant van aardgas, kan groen gas een belangrijke rol spelen in de verduurzaming van de gebouwde omgeving, industrie en zwaar transport.
Reststromen kan je zien als een soort afval. Door er groen gas van te maken, kan je het afval weer op een betere manier gebruiken. Dit noem je circulariteit. Voorbeelden van reststromen zijn mest, plantaardig afval en over-de-datum producten uit de supermarkt.
De reststromen die gebruikt mogen worden voor de productie van groen gas moeten aan strikte eisen voldoen. Deze eisen komen uit Europese en Nederlandse wetgeving. Dit wordt streng gecontroleerd door het bevoegd gezag en de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit. De reststromen die gebruikt mogen worden, vindt u in de ‘positieve lijst’.
Vergisting wordt bij het maken van veel producten toegepast, bijvoorbeeld bij het brouwen van bier. Bacterieen eten bij de vergisting organisch materiaal op. Voor groen gas betekent dit dat de reststromen omgezet worden in onder andere het gas methaan (CH₄).
Het combineren van meerdere reststromen wordt covergisting genoemd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het combineren van mest met plantaardig afval en over-de-datum producten.
Tijdens de vergisting ontstaat er biogas dit bestaat voor het grootste deel uit methaan (CH₄) en koolstofdioxide (CO₂). Naast biogas ontstaat er ook koolstofdioxide (CO₂) en digestaat. Digestaat is een vloeibare massa die rijk is aan voedingstoffen, wat gebruikt kan worden als meststof in de landbouw.
Het biogas wordt gezuiverd totdat groen gas overblijft dat kwalitatief precies gelijk is aan aardgas. Dat gas kan dan in het aardgasnet worden ingebracht. Daarnaast kunnen er ook biobrandstoffen van worden gemaakt.
De CO₂ kan hergebruikt worden in bijvoorbeeld de koelingen of in de regionale glastuinbouw.
Het digestaat bevat waardevolle mineralen die gebruikt kunnen worden in de landbouw.
Digestaat is een restproduct dat ontstaat bij de productie van groen gas uit organisch materiaal, zoals mest, groente-, fruit- en tuinafval. Het is een vloeibare massa die rijk is aan voedingsstoffen. Digestaat kan gebruikt worden als meststof in de landbouw. Het heeft ook een verbeterende werking op de bodemstructuur.
Nee. In een biomassacentrale worden houtsnippers verbrand voor de productie van warmte en in sommige gevallen elektriciteit. In een groen gasinstallatie worden organische reststromen zoals mest, plantaardig afval en over-de-datumproducten vergist voor de productie van groen gas. Er worden geen houtsnippers gebruikt; deze zijn niet geschikt voor vergisting.
Momenteel bevindt het groen gas project zicht in de vergunningenfase. In deze fase worden de vergunningen voor het bouwen van de groen gas installatie aangevraagd. De initiatiefnemers doorlopen op dit moment de uitgebreide procedure voor het beoordelen van milieueffecten.
Het project gaat om de ontwikkeling van een groen gasinstallatie (de fabriek) die maximaal 39 miljoen nm3 groen gas per jaar maakt. Ter vergelijking: de gaszuiveringsinstallatie van de NAM en EBN maakte in het verleden 9 miljoen nm3 methaan per dag.
Qua reststromen, het afval waar groen gas van gemaakt kan worden, kijken ze naar een combinatie van ongeveer 70% mest en 30% andere reststromen zoals plantaardig afval en over-de-datum producten. In totaal wordt naar verwachting 662.500 ton aan reststromen gebruikt. De hoeveelheid en combinatie kan nog wijzigen. Dit hangt af van de ontwikkeling van de markt in reststromen en de wet- en regelgeving.
Het maken van groen gas leidt tot een toename van het vrachtverkeer naar de groen gasinstallatie. De reststromen en het digestaat worden namelijk vervoerd met vrachtwagens. De verwachting is dat er ongeveer 100-200 extra ritten per dag zullen komen als de installatie operationeel is. Dat is volgens de huidige inzichten ongeveer 1-2% van de huidige vervoersbewegingen in de omgeving.
De overlast van de toegenomen vrachtritten op de omgeving willen de projectpartners zoveel mogelijk beperken. Daarom heeft het toonaangevende ingenieursbureau Royal HaskoningDHV een onderzoek hiernaar gedaan. In het onderzoek is er gekeken naar de verkeersdoorstroming, verkeersroutes en verkeersveiligheid. De resultaten van het onderzoek zijn meegenomen in de verdere ontwikkeling van het project. Een voorbeeld hiervan is het onderzoeken of het digestaat verwerkt kan worden tot een compact(er) product, waarmee het aantal vrachtbewegingen verminderd kunnen worden.
Daarnaast zijn de resultaten ook ingebracht bij het traject MM Bereikbaar. Dit is een initiatief van de gemeente Emmen en de provincie Drenthe voor de aanpassing van de weg Emmen – Klazienaveen (N862) en de Rondweg (N391).
De aanvoer van het organisch materiaal zoals mest en de afvoer van het digestaat wordt gedaan door gespecialiseerde mesttransporteurs.
De North Star maakt groen gas uit biologische, groene reststromen. Dat bestaat maximaal uit 70 % mest en 30 % zogenaamde co-substraten; dat zijn bio- reststromen die niet meer als voedsel gebruikt kunnen worden voor mens of dier. Denk hierbij aan graanresten, bietenpuntjes en cacaodoppen. De regels voor het gebruik van deze reststromen zijn zeer streng en worden gecontroleerd door de NVWA.
Hedendaagse installaties maken gebruik van moderne technieken en veroorzaken nauwelijks tot geen geuroverlast als de installatie in bedrijf is. De moderne installaties, zoals in Hardenberg, zijn al op die manier ingericht.
Tijdens de opstartperiode van een aantal maanden is het bij sommige installaties voorgekomen dat er geur vrijkwam. Dat kwam bijvoorbeeld doordat de biologische filters nog niet goed werkten. Dit was een tijdelijke situatie. Bij de groen gasinstallatie North Star op GZI Next worden geen biologische filters gebruikt maar chemische luchtwassers, waardoor de initiatiefnemers deze opstartproblemen niet verwachten.
Vanuit de omgeving bestaat de vraag of zij ook de voordelen plukken van de komst van een groen gasinstallatie. De productie van groen gas, als onderdeel van de energiehub op GZI Next, kan bijdragen aan de verduurzaming van de energie-intensieve industrie van Emmen. Groen gas uit Emmen kan ingezet worden voor de gebouwde omgeving, industrie en zwaar transport. De regio Emmen heeft hiermee de mogelijkheid om met de productie en het gebruik van groen gas de regio te verduurzamen.
Financiële participatie, waarbij de omgeving via in het project investeert is geen verplicht of gebruikelijk onderdeel bij groen gasprojecten. Dat komt omdat financiële participatie ook investeringsrisico’s met zich meebrengt. In het geval van groen gas zijn deze risico’s hoger dan bij wind en zon.
Sommige dorpen rondom GZI Next zijn bezig met de energietransitie. Zo onderzoeken zij hoe hun wijken van het aardgas af kunnen. De North Star partners delen graag hun kennis en expertise.
Naast het delen van kennis en expertise is het GZI Next consortium ook bezig met het ontwikkelen van een goed nabuurschap initiatief. Over de invulling van dit initiatief zijn zij nog in gesprek met de Erkende Overleg Partners (EOPs) van Oranjedorp, Nieuw-Dordrecht en Barger-Oosterveld.
Het project biedt ook kansen voor circulariteit. Dit houdt in dat de restproducten die ontstaan bij het productieproces weer waarde krijgen. Het digestaat kan bijvoorbeeld worden gebruikt als vervanger van kunstmest in de landbouw. Een andere mogelijkheid is dat bewoners het digestaat, of hieruit voortkomende producten, aan de poort op kunnen halen voor gebruik in hun eigen tuin.
Voor het CO₂ dat ontstaat tijdens het maken van groen gas geldt dat dit wellicht vloeibaar gemaakt kan worden voor gebruik in de glastuinbouw. Daarnaast wil het project actief kennis delen. Daarom zijn de partners van plan om een onderzoek te starten naar circulaire gewassen in Veenkoloniën.
Veiligheid is een absolute voorwaarde en wordt meegenomen in alle aspecten van de ontwikkeling van deze installatie. De GZI Next partners, Shell, Gasunie en ENGIE, hebben veel ervaring met zowel aardgas en groen gas. Zij gebruiken hun kennis en ervaring voor de veilige productie en transport van groen gas. De eventuele risico’s worden beheerst door veiligheid-, gezondheid- en milieuvoorschriften op het terrein. Dit betekent dat mocht er al iets mocht gebeuren dit ver van woonwijken plaatsvindt.
Het uitgangspunt van de projectpartners is dat het project geen negatieve invloed heeft op het milieu. De grootste milieuwinst zit in de CO₂-reductie die ontstaat doordat aardgas wordt vervangen door groen gas. Als de groen gasinstallatie operationeel is, zou er jaarlijks ongeveer 45.000 ton minder CO₂ in de atmosfeer kunnen belanden.
De impact die de groen gasinstallatie op de omgeving heeft, wordt uitgebreid onderzocht in het vergunningentraject. Voordat de omgevingsvergunning kan worden aangevraagd, wordt er een m.e.r.-beoordelingsnotitie gemaakt. M.e.r. staat voor milieueffectenrapportage. In de m.e.r.-beoordeling worden aspecten als geur, geluid, externe veiligheid en verkeer meegenomen. Daarnaast worden ook de effecten op bijvoorbeeld de omgeving, zoals woonwijken, natuurgebieden, waterwin- en natura 2000-gebieden meegenomen.
North Star moet ook aan de wet- en regelgeving rondom stikstof voldoen. De m.e.r.-beoordelingsnotitie en de vergunningsaanvraag zijn openbaar.
Per juni 2022 heeft het North Star project een positieve m.e.r.-beoordeling gehad. Dit betekent dat er geen uitgebreide m.e.r.-procedure nodig is.
De projectpartners zullen de bewoners van het gebied zoveel mogelijk betrekken in dit proces. Dit wordt onder andere gedaan door het houden van informatiebijeenkomsten, excursies en periodiek overleg met de Erkende Overleg Partners (EOPs).
Belanghebbenden kunnen tijdens de vergunningenprocedure gebruik maken van hun formele inspraakmogelijkheden. Dit kan door het indienen van een zienswijze en door beroep- en bezwaarprocedures. De partners streven ernaar om zorgen zoveel mogelijk weg te nemen, maar zullen u ook informeren wanneer de vergunningenprocedures starten. Het streven is om eind 2022 de vergunningsaanvraag in te dienen.
GZI Northstar is een van de meest geavanceerde installaties als het gaat om het voorkomen van geuroverlast. De initiatiefnemers nemen veel maatregelen om geuroverlast te voorkomen. De belangrijkste maatregelen zijn:
- De lucht die de installatie verlaat, gaat via geavanceerde luchtwassers naar buiten. Dit zijn zogenaamde ‘drietraps chemische luchtwassers’;
- Alle vaste reststromen worden binnen gelost en opgeslagen. De hallucht wordt afgezogen;
- Alle natte reststromen worden via een gesloten slangverbinding uit de vrachtwagens gelost en de lucht wordt afgezogen;
- Het composteren van digestaat gebeurt in afgesloten tunnels in een afgesloten hal. Ook hier wordt de lucht afgezogen;
- De hallen zijn zo ingericht dat er zogenaamde onderdruk is. Dit betekent dat op het moment dat een deur wordt geopend, er geen lucht uit de hal naar buiten komt;
- De schoorsteen van de installatie zorgt ervoor dat de gereinigde lucht op hoogte optimaal gemengd wordt met de buitenlucht, zodat je eventuele restgeur niet ruikt.
Het ontwerp van de installatie is na overleg met omwonenden en de Omgevingsdienst Groningen aangepast. Aan het ontwerp zijn de chemische wassers en de schoorsteen toegevoegd. Door deze maatregelen komt de installatie onder de laagste grens van de vergunningscriteria die gelden voor geur. Daarmee is deze installatie één van de meest geavanceerde installaties als het gaat om het voorkomen van geuremissies.
Een luchtwasser is als het ware een filter tussen de installatie en de buitenwereld. De lucht komt in contact met het water in de luchtwasser. Aan het water zijn chemische hulpstoffen toegevoegd. Deze hulpstoffen nemen de stof- en geurdeeltjes op terwijl het water wordt rondgepompt. De uitgaande ventilatielucht is daardoor goed gereinigd. De kwaliteit van het waswater wordt continue in de gaten gehouden zodat de stof- en geurdeeltjes maximaal worden verwijderd.
In een eerder ontwerp waren biologische filters opgenomen, zogenaamde biobedden. De luchtstroom gaat dan door een ‘bed’ van biologisch materiaal, bijvoorbeeld houtsnippers, turf of kokosvezels. Bacteriën in deze biobedden filteren onaangename geuren en vangen (resten) fijnstof af. Op aanraden van de Omgevingsdienst Groningen is het ontwerp op dit punt aangepast, omdat een biobed een eigen ‘mossige’ geur kan afgeven.
Op verzoek van bewoners onderzoeken de initiatiefnemers ENGIE, Shell en EBN of er een nulmeting van geur gedaan kan worden. Hiervoor hebben zij een aantal adviesbureaus geconsulteerd. Geur is echter moeilijk te meten. Dit komt omdat geur bestaat uit veel verschillende geurdeeltjes, zogenaamde ‘componenten’, die bijdragen aan geur.
Er zit ook een groot verschil tussen geur en geurhinder. Geur is een eigenschap die we met onze reukzin waar kunnen nemen. Sommige geuren ervaren we als aangenaam en andere als hinderlijk. Het woord hinderlijk is erg persoonlijk en afhankelijk van de situatie. Sommigen ervaren het uitrijden van mest in landelijk gebied als prettig en anderen als hinderlijk.
De mogelijkheden voor geuronderzoek in de omgeving blijken in de praktijk vaak weinig betrouwbaar. Een mogelijkheid is om gedurende een jaar elektronische neuzen te plaatsen, maar die kunnen maar een beperkt aantal geurcomponenten meten, waardoor er geen goed beeld ontstaat van de situatie. Een andere mogelijkheid zijn ‘snuffelploegmetingen’ om geurhinder te bepalen door zogenaamde ‘erkende neuzen’. Het zomaar willekeurig meten van geur in de buitenlucht, zonder geurbron, is niet mogelijk. De weersomstandigheden hebben ook invloed, waardoor een momentopname niet veel zegt. Daarnaast moeten geuronderzoeken altijd bij de bron (in dit geval de installatie) plaatsvinden.
Een goed geuronderzoek in het kader van het vergunningentraject heeft meer toegevoegde waarde. In plaats van geur te meten wordt het berekend op basis van het aantal geureenheden (odor units) en de geurconcentratie die in de omgeving zouden kunnen ontstaan. Het model houdt rekening met windsnelheid, windrichting, temperatuur etc. Dit geuronderzoek wordt uitgevoerd in het kader van de vergunningsaanvraag en zal tijdens de informatiebijeenkomsten worden toegelicht. In de vergunningen worden ook voorwaarden vastgelegd voor geurreductie.
De initiatiefnemers, ENGIE, Shell en EBN, zijn hierover in nauw en goed overleg met de Erkende Overlegpartners van Oranjedorp, Barger-Oosterveld en Nieuw-Dordrecht. Samen werken zij aan oplossingen, zodat de omgeving zekerheid heeft dat zij geen geuroverlast zullen hebben van de groen gasinstallatie.
De initiatiefnemers van de groen gasinstallatie North Star (ENGIE, Shell en EBN) vinden het belangrijk om een goede buur te zijn. Met klachten kunnen bewoners bij een aanspreekpunt van de groen gasinstallatie North Star terecht, zodat er snel maatregelen genomen kunnen worden. Mochten er toch geuremissies zijn, bij calamiteiten of onderhoud, dan communiceert North Star dit naar de omgeving. Om dit proces goed in te richten gaan de initiatiefnemers samenwerken met de Erkende Overleg Partners van Oranjedorp, Nieuw Dordrecht en Barger-Oosterveld om een klankbordgroep en/of klachtenprotocol op te stellen.
Als omwonenden klachten hebben over de groen gasinstallatie, kunnen zij laagdrempelig terecht bij een aanspreekpunt van de installatie. Mochten de meldingen niet naar tevredenheid zijn afgehandeld, dan kunnen bewoners altijd terecht bij de formele toezichthouder: de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUDD). De Milieuklachtenlijn van de RUDD is bereikbaar via (0592) 36 53 03. Deze klachtenlijn is 7 dagen per week, 24 uur per dag beschikbaar.
Een omgevingsvergunning wordt afgegeven voor bedrijfsactiviteiten die hinder voor mens en/of milieu kunnen veroorzaken. Bijvoorbeeld stof, geur, gevaar of luchtverontreiniging. De omgevingsvergunning wordt pas afgegeven als de aanvrager door middel van onderzoek kan aantonen dat aan wettelijke voorwaarden wordt voldaan op bijvoorbeeld het gebied van geur, geluid, veiligheid en andere milieu-aspecten (bodem, verkeer, lucht, stikstof). In deze omgevingsvergunning wordt ook de vergunning voor de bouwactiviteiten verleend. Het proces rondom een omgevingsvergunning voor bouw, milieu en ruimtelijke ordening wordt ook wel een Wabo-procedure genoemd.
Lees in het informatieblad meer over het proces van het verlenen van een omgevingsvergunning aan de groen gasinstallatie North Star.
De procedure voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning verloopt in verschillende stappen. De initiatiefnemers laten een milieueffectrapportage opstellen. Hierin staan de mogelijke milieu-effecten van het project, welke invloed het project kan hebben en hoe deze effecten kunnen worden verminderd of voorkomen. Ook maken zij documenten waarin de plannen staan, zoals de bouwtekeningen en hoe het project in het landschap past. Al deze documenten, sturen de initiatiefnemers naar de vergunningverlener: de Omgevingsdienst Groningen. De Omgevingsdienst Groningen voert de vergunningverlening in opdracht van de provincie Drenthe uit, omdat zij in dit soort projecten gespecialiseerd zijn.
De vergunningverlener, de Omgevingsdienst Groningen, kijkt of het project voldoet aan de wet- en regelgeving. En kijkt ook naar de mogelijke gevolgen voor de omgeving. Over het onderzoek naar de milieu-effecten neemt Omgevingsdienst Groningen een besluit. Een positief besluit houdt in dat er bij de beoordeling van het project is vastgesteld dat het geen belangrijke nadelige gevolgen zal hebben voor het milieu. Als uit het milieueffectrapport blijkft dat het plan wél belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben, kan het besluit ook negatief zijn.
Een positief m.e.r. besluit betekent niet automatisch dat het project wordt goedgekeurd, maar het is wel een belangrijke stap in het proces. Hierna kunnen de initiatiefnemers namelijk een omgevingsvergunning indienen.
De Omgevingsdienst Groningen beoordeelt alle aangeleverde informatie en documentatie en neemt vervolgens een ontwerpbesluit. Dit is als het ware een voorlopig besluit. De Omgevingsdienst maakt het ontwerpbesluit openbaar, waardoor belanghebbenden de mogelijkheid hebben om hierop te reageren, door het indienen van zienswijzen. Het ontwerpbesluit ligt voor 6 weken “ter inzage”.
De Omgevingsdienst Groningen neemt alle zienswijzen mee in een definitief besluit. Als het ontwerpbesluit niet wordt aangepast, wordt het ontwerpbesluit het definitieve besluit. Als het ontwerpbesluit wel wordt aangepast, wordt het definitieve besluit opnieuw ter inzage gelegd en krijgen belanghebbenden opnieuw de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen.
Het definitieve besluit (de “beschikking”) is ook openbaar. In het besluit wordt ook mogelijkheden tot bezwaar en beroep tegen de vergunning opgenomen. Dit loopt via de rechter: de Raad van State.
Voor de watervergunning is de bovenstaande procedure gelijk. Het waterschap Vechtstromen is de vergunningverlener.
Lees in het informatieblad meer over het proces van het verlenen van een omgevingsvergunning aan de groen gasinstallatie North Star.
Een milieueffectrapportage (m.e.r.) procedure is een procedure waarbij de milieueffecten van het project in kaart worden gebracht, zodat deze effecten kunnen worden meegenomen in de besluitvorming. Denk bijvoorbeeld aan luchtkwaliteit, bodemkwaliteit, waterhuishouding, natuur, gezondheid en landschap.
Een uitgebreide m.e.r. procedure is een variant van de reguliere m.e.r. procedure die wordt toegepast wanneer er sprake is van bijvoorbeeld grote projecten. Bij een uitgebreide m.e.r. procedure wordt er meer aandacht besteed aan de inhoud en zijn er meer inspraakmogelijkheden voor betrokkenen en belanghebbenden.
Het groen gasproject heeft eerst de reguliere m.e.r. procedure gevolgd. De vergunningverlener, de Omgevingsdienst Groningen, heeft toen in juni 2022 een positief m.e.r. besluit genomen. Dit houdt in dat zij bij de beoordeling van het project hebben vastgesteld dat het geen belangrijke nadelige gevolgen zal hebben voor het milieu.
Normaal gesproken dient de initiatiefnemer daarna de omgevingsvergunning in. De initiatiefnemers van de groen gasinstallatie hebben ervoor gekozen om ook de uitgebreide m.e.r. procedure te doorlopen zodat zij goed inzicht hebben in de milieu-effecten en alle belanghebbenden goed betrokken zijn bij de besluitvorming.
Lees in het informatieblad meer over het proces van het verlenen van een omgevingsvergunning aan de groen gasinstallatie North Star.
De uitgebreide m.e.r. procedure is een manier om de mogelijke milieu-effecten van een project uitgebreid te onderzoeken en te beoordelen. Het staat voor “milieueffectrapportage” en wordt gebruikt om te bepalen welke invloed het project kan hebben op de omgeving en hoe deze effecten kunnen worden verminderd of voorkomen.
De procedure bestaat uit verschillende stappen waarbij er onder andere gekeken wordt naar de impact van het project op de lucht, water, bodem, flora, fauna en gezondheid. Ook worden mogelijke alternatieven en maatregelen onderzocht. De resultaten komen in een rapport te staan. Dit rapport wordt gebruikt om te beslissen of het project wel of geen vergunning krijgt.
De uitgebreide m.e.r. procedure is een variant van de reguliere procedure die wordt toegepast wanneer er sprake is van bijvoorbeeld grote projecten. Bij een uitgebreide m.e.r. procedure wordt nog meer aandacht besteed aan de inhoud, zijn de vereisten voor de inhoud strenger en zijn er meer inspraakmogelijkheden voor betrokkenen en belanghebbenden.
De initiatiefnemers van de groen gasinstallatie hebben ervoor gekozen om ook de uitgebreide m.e.r. procedure te doorlopen zodat zij goed inzicht hebben in de milieu-effecten en alle belanghebbenden goed betrokken zijn bij de besluitvorming.
De werkgroepen zoeken met elkaar naar de meest efficiënte en veilige manier om de installatie groen gas te laten produceren. De voortgang wordt iedere periodiek besproken met de EOP’s van de dorpen Nieuw-Dordrecht, Oranjedorp en Barger-Oosterveld. De EOP’s zijn kritisch en vertellen over de zorgen die er leven binnen de dorpen. Gelukkig denken zij ook mee met wat North Star kan doen om die zorgen weg te nemen.
Waterstof is het meest voorkomend element in het universum: H₂. Het komt in de natuur niet voor en moet gemaakt worden. Waterstof maak je door de waterstofatomen (H₂) van andere moleculen af te splitsen. Dat vergt energie. Het resultaat is het energierijke molecuul waterstof (H₂).
Omdat waterstof niet van nature voorkomt maar wel energie kan bevatten, is het een energiedrager. Dat betekent dat het geen energiebron is, zoals aardgas, wind en zon, maar dat we er energie in kunnen opslaan en er weer uit kunnen halen.
Grijze waterstof wordt gemaakt van aardgas. Bij de productie ontstaat waterstof (H₂) en CO₂. Bij blauwe waterstof wordt de CO₂ opgevangen, opgeslagen of hergebruikt.
Groene waterstof wordt niet gemaakt van aardgas maar van water. Met hernieuwbare elektriciteit wordt water (H₂O) gesplitst in zuurstof (O₂) en waterstof (H₂). Dit noem je elektrolyse.
Waterstof is snel ontvlambaar en bevat veel energie. Het is erg licht: het stijgt snel op en is daarmee snel verdwenen. Het wordt opgeslagen als gas onder hoge druk of vloeibaar bij zeer lage temperaturen. In gasvorm is het kleurloos, geurloos, niet corrosief, niet oxiderend, niet radioactief en niet giftig.
De voorraad aardgas is eindig en voor het halen van de klimaatdoelen gaat Nederland de komende decennia over op duurzame alternatieven. Bijvoorbeeld groene elektriciteit, warmtepompen of warmtenetten. Voor sommige toepassingen zijn deze oplossingen niet toereikend. Soms is gas als grondstof of brandstof nodig, bijvoorbeeld in industriële productieprocessen, voor verwarming van slecht te isoleren huizen of voor zwaar transport. We moeten daarom opzoek naar duurzame alternatieven voor aardgas, zoals waterstof.
Groene waterstof maakt het mogelijk om groene elektriciteit uit zon en wind op te slaan en op een later moment te gebruiken. Deze rol die groene waterstof kan vervullen, noem je ‘systeemintegratie’. Dit maakt ons energiesysteem betrouwbaar en flexibel. Groene waterstof speelt een onmisbare rol in het energiesysteem van de toekomst.
Noord-Nederland heeft de ambitie om een groene waterstofeconomie te ontwikkelen en koploper te worden in Europa. Het Noorden heeft van oudsher een belangrijke rol in de energievoorziening van Nederland. Het heeft de productiefaciliteiten, infrastructuur en kennis in huis. Die kansen en mogelijkheden willen de regio’s ten volle benutten. En met succes: het Noorden is de eerste Europese regio die de status van een ‘Hydrogen Valley’ heeft gekregen. Door op GZI Next waterstof te ontwikkelen, wordt Emmen onderdeel van de waterstofeconomie in Noord-Nederland.
De ontwikkeling van een groene waterstofketen in Emmen gaat om de productie, transport en toepassing van groene waterstof. Op dit moment worden bronnen van hernieuwbare elektriciteit zoals zon en wind aangesloten op het elektriciteitsnet. Het is de bedoeling dat in de toekomst deze bronnen direct gekoppeld worden aan een waterstoffabriek. De waterstof kan dan gebruikt worden voor zwaar transport, zoals bussen en vrachtwagens, in de industrie en in de toekomst mogelijk de gebouwde omgeving. Al deze onderdelen vormen samen de groene waterstofketen.
In december 2022 heeft Shell een vergunning aangevraagd voor de waterstoffabriek en een aantal extra zonnepanelen. Als alles goed gaat, krijgt Shell in het najaar van 2023 de vergunning en is de financiering rond. Dan kan Shell de definitieve beslissing nemen om de waterstoffabriek te gaan bouwen. De bouw duurt ongeveer een jaar. De fabriek is dan in 2025 af.
Als de waterstoffabriek als een R&D hub ontwikkeld kan worden op GZI Next, kan er op korte termijn zekerheid komen over de waterstoffabriek. Dit kan dan ook het ‘afname-vliegwiel’ in gang zetten. De R&D elektrolyser en overige installaties worden namelijk voorbereid voor opschaling voor de industrie. Bij het beoogde R&D project worden ook regionale bedrijven betrokken en het biedt een extra kans voor het aanhaken van onderwijsinstellingen om in Emmen de bouwstenen te ontwikkelen voor essentiële nieuwe technologie van de wereldwijde energietransitie.
De verwachting is dat tot 2030 waterstof geen significante rol speelt in de gebouwde omgeving. De beschikbare waterstof wordt waarschijnlijk eerst gebruikt in andere sectoren, zoals de industrie en het zwaar transport. Waterstof kan na 2030 een rol spelen in de verwarming van de gebouwde omgeving. Om dit mogelijk te maken, is innovatie nodig. Daarom vinden er op verschillende plekken kleinschalige projecten plaats over de toepassing van waterstof voor de verwarming van de gebouwde omgeving, bijvoorbeeld in Hoogeveen. In Emmen loopt er geen pilot. Voor Emmen wordt gekeken naar afname door industrie en zwaar transport.
Op GZI Next wil Shell onderzoek gaan doen naar de directe koppeling tussen zonnepanelen en de waterstoffabriek. Dit onderzoek is nodig om in de toekomst op grote schaal waterstof te produceren. De stroom hoeft dan niet eerst het overbelaste stroomnet op, maar kan direct naar de waterstoffabriek.
De bestaande zonnepanelen zijn niet ontworpen voor een directe aansluiting op de waterstoffabriek. Deze zijn namelijk gemaakt voor aansluiting op het stroomnet. Bovendien hebben de nieuwe zonnepanelen andere functies, zoals uit zichzelf op kunnen starten. Voor het onderzoek zijn deze nieuwe zonnepanelen nodig.
Er is geen direct verband tussen het Energiepark Pottendijk en de waterstoffabriek die Shell op GZI Next wil gaan maken. Op dit moment is het de bedoeling dat de waterstoffabriek direct aangesloten wordt op de nieuwe zonnepanelen op GZI Next en op het stroomnet.
Groene waterstof, geproduceerd met groene stroom, is nog schaars. Het is dus belangrijk om slimme keuzes te maken over waar (groene) waterstof ingezet kan worden en waar dit het meeste effect geeft. Voor huishoudelijk gebruik zoals verwarmen, douchen en koken zijn al geschikte duurzame alternatieven, zoals bijvoorbeeld elektrisch verwarmen. Voor andere sectoren, zoals de zware industrie, is groene waterstof de enige manier om te verduurzamen. Onze schaarse groene waterstof moet dus vooral in die sectoren worden gebruikt waar geen duurzaam alternatief is.
Het is niet voor alle woonwijken mogelijk om over te schakelen op bijvoorbeeld elektriciteit. Daarom lopen er momenteel een aantal pilotprojecten waar woonwijken worden aangesloten op waterstof, zoals in Hoogeveen,Wagenborgen, Stad aan ’t Haringvliet en “The Green Village” op het terrein van de TU Delft. In Emmen loopt er geen pilot.
De fabriek heeft een vermogen van maximaal 4,4 MW. Deze fabriek kan per jaar 600.000 kg groene waterstof maken. Als er voldoende klanten komen voor meer groene waterstof, kan de fabriek eventueel nog vergroot worden naar 10MW. Hiervoor moet dan opnieuw een vergunning worden aangevraagd.
1. De extra zonnepanelen die direct aangesloten worden op de waterstoffabriek
2. Het brein van de waterstoffabriek. Hier wordt de fabriek aangestuurd en staan de omvormers.
3. Het hart van de waterstoffabriek. Hier staan de zogenaamde ‘elektrolysers’. Het zijn er twee. Een elektrolyser van 2,2 MW wordt aangesloten op de zonnepanelen en de andere van 2,2 MW wordt aangesloten op het stroomnet. Zo kan je vergelijken hoe de elektrolysers presteren. Dit is te vergelijken met een auto die op de rollerbank staat om te kijken hoe goed die het doet. In de buurt van dit gebouw zit ook het ontluchtingskanaal voor zuurstof. Hierdoor kan Shell de zuurstof veilig laten ontsnappen.
4. De compressors. Hierdoor kan de waterstof onder de juiste druk worden gebracht voor gebruik en transport.
5. Het ontluchtingskanaal voor waterstof. Hierdoor kan Shell de waterstof veilig laten ontsnappen of de fabriek drukloos maken als dat nodig is.
6. Verschillende faciliteiten zoals de koelwaterapparaten, de waterstofopslag en andere voorzieningen voor de waterstoffabriek.
7. De tubetrailers. Vrachtwagens met lange buizen waarin waterstof gepompt wordt, zodat deze naar andere afnemers in de regio gebracht kan worden.
8. Hier zitten de mensen die de waterstoffabriek aansturen (de operators). Ook komt hier een klein bezoekers- en informatiecentrum.
9. Het waterstofvulpunt: hier kunnen bussen en vrachtwagens waterstof komen tanken.
De waterstoffabriek komt aan de kant van de Phileas Foggstraat te staan. De waterstoffabriek zal, net als het waterstofvulpunt, vanaf de N862 niet te zien zijn.
Vanaf de Phileas Foggstraat is de waterstoffabriek te zien en dan zie je het volgende:
De waterstoffabriek die Shell op GZI Next wil bouwen is niet zo groot. Dit komt omdat de waterstoffabriek bedoeld is om een begin te maken met het maken van groene waterstof in Emmen. Ook wil Shell onderzoek gaan doen met deze fabriek. Dat doet Shell niet alleen: Shell werkt samen met andere bedrijven en onderzoeksinstellingen. Het onderzoek gaat onder andere over de directe koppeling tussen de waterstoffabriek en de zonnepanelen. Als de waterstoffabriek direct wordt aangesloten op de zonnepanelen in plaats van op het stroomnet, gaat er minder energie verloren bij het maken van waterstof.
Dit onderzoek kan ook een deel van de file op het stroomnet oplossen (zogenaamde “netcongestie”). De elektriciteit wordt als het ware ‘opgeslagen’ in de groene waterstof. De elektriciteit hoeft dan namelijk niet meer op het stroomnet gezet te worden. Een deel van de waterstoffabriek is juist wel aangesloten op het net en kan daarmee elektriciteit uit het overbelaste net verbruiken. Ook dat kan de file op het stroomnet ontlasten. Omdat de waterstoffabriek een oplossing kan zijn voor het verminderen van netcongestie, doet de netbeheerder Enexis ook mee met het onderzoek.
Het waterverbruik van de waterstoffabriek hangt af van de hoeveelheid waterstof die per dag gemaakt wordt. Op dit moment worden er nog kleine hoeveelheden waterstof afgenomen, waardoor de waterstoffabriek ongeveer 5m3/dag aan water nodig heeft. Als de vraag naar waterstof toeneemt kan maximaal 22m3 drinkwater per dag nodig zijn.
Voor het maken van groene waterstof is heel puur water nodig. Voor de waterstoffabriek op GZI Next gebruikt Shell kraanwater dat gezuiverd wordt zodat het geschikt is voor het maken van waterstof.
Over het watergebruik hebben wij contact gehad met de drinkwaterleverancier van Emmen (WMD). Zij hebben aangegeven dat de hoeveelheid water dat geleverd wordt geen problemen zal opleveren.
Shell heeft onderzocht om het pure water uit de Puurwaterfabriek (NTWR) te gebruiken voor de waterstoffabriek. Als Shell dit water wil gebruiken, dan moet het vervoerd worden van de Puurwaterfabriek naar GZI Next. Dat kan op twee manieren: via vrachtwagens of via een speciale leiding. Beide opties heeft Shell onderzocht. Als het pure water met vrachtwagens vervoerd moet worden, dan bestaat het risico dat bij het laden en lossen het water vervuild raakt, bijvoorbeeld door vet van de handen. Dat betekent dat het water op GZI Next opnieuw gezuiverd moet worden. Het koppelen van de waterstoffabriek met de Puurwaterfabriek en het aanleggen van een aparte leiding is erg complex en kostbaar. Op dit moment is de vraag naar groene waterstof in Emmen nog beperkt, hierdoor is er ook weinig water nodig. Een koppeling met de Puurwaterfabriek is dermate kostbaar, dat de prijs van groene waterstof te hoog wordt. Als de vraag naar groene waterstof toeneemt, bijvoorbeeld door groei van de mobiliteit op waterstof of als de industrie forse volumes waterstof gaat afnemen, wordt de koppeling opnieuw bekeken.
Shell heeft in december de vergunning aangevraagd. Op dit moment (april 2023) is de vergunningverlener, de Omgevingsdienst Groningen, de aanvraag aan het beoordelen. Op basis daarvan nemen zij een ontwerpbesluit (een soort voorlopig besluit). De vergunningverlener legt dit ontwerpbesluit ter inzage. Iedereen kan het besluit en de daarbij behorende stukken gedurende 6 weken inzien. De vergunningverlener neemt eventuele zienswijzen mee in het definitieve besluit. Dit besluit verwacht Shell na de zomer van 2023.
De vergunningverlener, Omgevingsdienst Groningen, bepaalt hoe de vergunning ter inzage komt te liggen. Als eerst komt het ontwerpbesluit ter inzage te liggen. Dit ontwerpbesluit komt op www.officielebekendmakingen.nl, op de website van de gemeente Emmen en op de website van de provincie Drenthe te staan. De gemeente publiceert het ontwerpbesluit in de Emmer Courant. Via de nieuwsbrief www.gzinext.nl houden we u op de hoogte van ontwikkelingen in het project. U kunt zich daarvoor aanmelden via www.gzinext.nl/nieuws.
Ja, u kunt het ontwerpbesluit en de bijbehorende rapporten inzien als de vergunning ter inzage ligt. De Omgevingsdienst Groningen legt het ontwerpbesluit en de stukken 6 weken ter inzage. In deze periode zijn de stukken op het gemeentehuis van de gemeente Emmen en het provinciehuis te Assen ter inzage. De stukken kunnen ook digitaal worden toegezonden. Daarvoor moet u een verzoek indienen bij de vergunningverlener omdat de stukken moeten worden geanonimiseerd.
Ja, de gemeente Emmen bespreekt met de Erkende Overleg Partners van de drie omliggende dorpen hoe een onafhankelijke expert kan bijdragen aan het beoordelen van de vergunning.
De Omgevingsdienst Groningen is de vergunningverlener omdat zij gespecialiseerd zijn in waterstof. Daarom heeft de Provincie Drenthe de Omgevingsdienst Groningen gevraagd als uitvoerende organisatie om de vergunningverlening op zich te nemen.
Ja, de gemeente Emmen neemt het besluit op in de Emmer Courant en die wordt huis-aan-huis verspreid. Ontvangt u deze niet? Hij is ook digitaal in te zien op www.krant.emmercourant.nl.
Ja. Een aantal Omgevingsdiensten is gespecialiseerd in het beoordelen van vergunningen voor waterstof. De Omgevingsdienst Groningen is daar een van. Daarom heeft de provincie Drenthe de Omgevingsdienst gevraagd de vergunningverlening op zich te nemen.
Net zoals bij alle brandstoffen, brengt het gebruik van waterstof risico’s met zich mee. In het verleden zijn er wel eens ongelukken gebeurd met waterstof. De bekendste is de ramp met een grote Zeppelin in 1937, De Hindenburg. Dit heeft ervoor gezorgd dat veel mensen denken dat waterstof veel gevaarlijker is dan de conventionele brandstoffen die we nu gebruiken zoals aardgas, benzine of diesel. Dat is niet zo. De risico’s bij het gebruik en transport van waterstof zijn vergelijkbaar aan die van aardgas of LPG (bron: Gasunie). Gasunie en Shell hebben in Nederland veel ervaring met het veilig gebruiken en transporteren van aardgas. De industrie, waaronder Shell, gebruikt (grijze) waterstof al langdurig en grootschalig. Deze kennis gebruiken zij nu om waterstof veilig te produceren en vervoeren. Op die manier is een efficiënte overstap van aardgas op waterstof mogelijk.
Shell heeft dwingende voorschriften om ervoor te zorgen dat ‘Goal Zero’ wordt bereikt: geen (zware) ongevallen en geen lekken. Het implementeren van deze eisen beschermt de mensen, installaties, milieu en gemeenschappen tegen onaanvaardbaar risico of effect. De risico’s die er zijn, beperken zich tot de fabriek zelf, binnen de hekken van GZI Next. In overleg met de Veiligheidsregio stellen wij een calamiteitenplan op. Dat komt in een latere fase aan de orde, gezien het project nu nog in de vergunningenfase zit.
Shell heeft een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) opgesteld. Het doel van een QRA is om te bepalen hoe waarschijnlijk een bepaald risico is en welke impact het kan hebben op de omgeving, zodat passende maatregelen kunnen worden genomen om de risico’s en de impact te beperken.
De “circle of damage” is een tekening die laat zien welke schade er kan ontstaan bij een incident. Het grootste deel van de cirkel of damage ligt binnen het GZI Next-terrein. Een deel van de Phileas Foggstraat nabij de waterstoffabriek valt hier ook onder. Dit betekent dat bij een ontploffing de huizen in Oranjedorp, Barger-Oosterveld en Nieuw-Dordrecht geen schade zullen oplopen.
In de vergunning zijn veiligheidseisen opgenomen waaraan Shell zal voldoen.
De provincie Drenthe is het bevoegd gezag. Zij zullen toezicht houden en handhaven op de veiligheid.
Net als aardgas, kan waterstof ontploffen. Hiervoor moet er wel eerst sprake zijn van een ontsteking. Shell doet er alles aan om ontploffingen te voorkomen. Dat begint met grondige analyses van situaties die potenteel kunnen leiden tot een waterstoflek. Shell neemt dit mee in het ontwerp en neemt veiligheidsmaatregelen om het risico terug te brengen naar een uiterst klein risico: maximaal 1 keer in de 10.000 jaar. Bijvoorbeeld door de afblaaspijpen te plaatsen. Hierdoor kan gecontroleerd en veilig waterstof, stikstof en zuurstof ontsnappen.
Als er waterstof wordt afgeblazen en dit ontsteekt (in brand vliegt of ontploft), dan kan je daar mogelijk iets van horen. Omdat dit in de vrije lucht gebeurt kan dit verder geen kwaad.
Als er door onvoorziene omstandigheden in de fabriek dit plaatsvindt, is de waterstoffabriek zo ontworpen dat de eventuele schade zoveel mogelijk beperkt is tot binnen de hekken van het GZI Next terrein. De huizen in Oranjedorp, Barger Oosterveld en Nieuw-Dordrecht lopen geen schade op.
Waterstof zelf is geen broeikasgas (volgens het internationale klimaatpanel IPCC). Het zorgt dus niet zelf direct tot opwarming van de aarde. Maar, het vertraagt wel de afbraak van methaan in de atmosfeer. Methaan is na koolstofdioxide (CO2) het belangrijkste broeikasgas. Een toename van waterstof in de atmosfeer kan er dus voor zorgen dat de aarde blijft opwarmen. Net als bij aardgas doen Shell en Gasunie er alles aan om lekkages of uitstoot van waterstof te voorkomen in de gehele infrastructuur. Bij opwekking, transport, opslag en import.
Het Europese JRC (Joint Research Centre) stelt dat de CO2-reductie van het vervangen van fossiele brandstoffen door groene waterstof 96% tot 99,8% is. Zelfs als we de uitstoot van waterstof die daarbij vrijkomt, meerekenen (JRC studie). Hoewel dit positief is, is het onwenselijk dat gebruik van waterstof resulteert in een (indirect) nieuw probleem voor het klimaat. De uitstoot moet dus zo veel mogelijk voorkomen worden. Onderzoek laat zien dat er in de ontwikkeling van de waterstofketen ruimte is om de verschillende onderdelen (van vraag tot aanbod) te verbeteren zodat het indirecte broeikasgaseffect van waterstof tot een minimum wordt beperkt. Shell, Gasunie en de sector zijn hier actief mee bezig.
De vaste waterstofopslag betreft een aantal cilinders waar ongeveer 600 kilogram waterstof wordt opgeslagen onder een druk van maximaal 550 bar, zodat er altijd binnen korte tijd meerdere voertuigen kunnen tanken op de locatie. Daarnaast kunnen er ook een of twee tube trailers op de locatie aanwezig zijn, die gevuld worden met waterstof.
Hynetwork Services, een dochterbedrijf van Gasunie, heeft de nieuwe waterstofleiding aangelegd naar GETEC. In Nederland heeft Gasunie een lange geschiedenis van veiligheid en zekerheid bij de aanleg en het beheer van aardgasleidingen en bij het transport van aardgas. Er worden strenge veiligheidsnormen gehanteerd, opgelegd en gecontroleerd door de overheid.
Hynetwork Services hanteert deze zelfde strenge veiligheidseisen en maakt hierbij gebruik van de kennis en ervaring van het moederbedrijf Gasunie. Hoewel de eigenschappen van aardgas en waterstof verschillend zijn, kunnen beide energiedragers, met inachtneming van een aantal aanpassingen, veilig getransporteerd worden.
Bij GZI Next wordt het waterstof via een nieuwe waterstofleiding getransporteerd, en niet via bestaande aardgasleidingen.
Net als bij aardgas doet Gasunie er alles aan om lekkages of uitstoot van waterstof te voorkomen. Gasunie gaat zorgvuldig te werk, in het ontwerpproces en straks ook bij de ingebruikname van de infrastructuur. Met de juiste ontwerpkeuzes en periodieke metingen wordt lekkage tegengaan. In het technisch ontwerp van het waterstofnetwerk besteedt Gasunie nu al aandacht aan het verminderen van de uitstoot van waterstof. Bijvoorbeeld door afsluiters te vervangen, compressoren anders te ontwerpen en ook waterstof af te vangen of af te fakkelen (verbranden) bij onveilige situaties. Ook kiezen we voor leveranciers die hebben nagedacht over de uitstoot van waterstof bij hun apparatuur. Het waterstofnetwerk wordt regelmatig gecontroleerd en mogelijke lekkages worden zo opgespoord. Tot slot zijn er afspraken gemaakt over de maximale druk en temperatuur. Dit is beveiligd door regelsystemen en afblaasveiligheden.
De waterstofleiding verlaat het GZI Next terrein aan de kant van de N862 en loopt dan parallel met de rondweg en buigt af naar het GETEC terrein.
De geproduceerde waterstof op het GZI Next terrein kan op verschillende manieren worden vervoerd: via de waterstofleiding naar het GETEC terrein en via speciale tube trailers. Dit zijn trailers (vrachtwagens) voorzien van containers waarin waterstof onder hoge druk wordt opgeslagen. De trailers voldoen aan de ADR-richtlijnen. ADR is het pan-Europese verdrag voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg. Het vullen van de tubes gebeurt met een gesloten keten. Zodra die doorbroken wordt, stopt het vullen direct.
Nee, Hynetwork Services, een dochterbedrijf van Gasunie, heeft een nieuwe waterstofleiding aangelegd tussen de GZI Next locatie en GETEC Industriepark Emmen.
Als alles goed gaat, krijgt Shell in het najaar de vergunning en is de financiering rond. Dan kan Shell de definitieve beslissing nemen om de waterstoffabriek te gaan bouwen. De bouw duurt dan ongeveer een jaar. De fabriek is dan in 2025 af. Vanaf dan wordt er in Emmen groene waterstof gemaakt!
De directe buren zullen de werkzaamheden op het terrein kunnen merken. Dit zijn vooral bedrijven. Shell informeert de bedrijven voorafgaand aan de bouw. Bewoners van Oranjedorp, Barger-Oosterveld en Nieuw Dordrecht merken waarschijnlijk zeer weinig van de bouw. Net als met de bouw van het waterstofvulpunt en het zonnepark.
Op dit moment bevindt de bouwfase zich nog in de voorbereiding, waardoor het exacte aantal vervoersbewegingen van vrachtwagens nog niet zeker is. We verwachten wel dat het aantal beperkt zal blijven tot hooguit een tiental per dag, waarbij materialen en apparaten worden aangevoerd voor de bouw. Het is mogelijk dat er enkele dagen zijn waarop er iets meer vervoersbewegingen plaatsvinden, bijvoorbeeld wanneer de heipalen worden geleverd. Dit zal nog verder worden uitgewerkt.
Tijdens de operatie zal het aantal vervoersbewegingen beperkt blijven tot hooguit enkele vrachtwagens per dag.
Op dit moment wordt dit verder verkend in samenwerking met de gemeente Emmen.
Samen met Ondernemend Emmen en de gemeente Emmen is Shell aan het kijken naar hoe de lokale bedrijven betrokken kunnen worden bij de bouw van de waterstoffabriek en het gebruik van de waterstof. Hiervoor worden meerdere informatiesessies georganiseerd voor lokaal MKB, waaronder op 5 juni 2023.
Tijdens de bouw zullen er naar verwachting 80 mensen meewerken aan de bouw. Tijdens de onderzoeksfase zijn er ongeveer vijf mensen werkzaam op de locatie. De waterstoffabriek levert vooral indirecte werkgelegenheid op. Doordat de industrie in Emmen van aardgas op waterstof kan overstappen blijft de werkgelegenheid behouden en is de industrie klaar voor de toekomst. Ook zijn er Drentse bedrijven die nu al meewerken in het ontwerpen van de fabriek en waarschijnlijk apparatuur of andere diensten gaan leveren.
De omgeving profiteert op verschillende manieren van de komst van de waterstoffabriek. Ten eerste kan de lokale industrie de waterstof gebruiken om te verduurzamen. En stoten de waterstofbussen van Qbuzz geen CO2 of fijnstof meer uit. Daarnaast spant het GZI Next consortium zich in voor de verbinding met het onderwijs, onder andere met stageplekken en schoolexcursies. Door de komst van de waterstoffabriek is Emmen onderdeel van de waterstofeconomie in Nederland en zet het Emmen op de kaart. Samen met de Erkende Overlegpartners kijkt het GZI Next consortium, waar Shell in zit, op welke manieren de energiehub kan bijdragen aan de omgeving in het kader van goed nabuurschap (Noaberschap).
De directe buren zullen de werkzaamheden op het terrein kunnen merken. Dit zijn vooral bedrijven. Met hen maken we afspraken zodat ze er geen last van hebben. Bewoners van Oranjedorp, Barger-Oosterveld en Nieuw Dordrecht merken waarschijnlijk zeer weinig van de bouw. Net als met de bouw van het waterstofvulpunt en het zonnepark.